♣ JACOBUS KORTLAND 1901 – 1977 ♣

Willem Kortland en Antje Dirkje Visser kregen zoals gezegd acht kinderen waarvan er twee jong zijn gestorven en er uiteindelijk zes zonen een gezin hebben gesticht. De oudste zoon van Willem en Antje is Cornelis.
Cornelis (Kees) (1873-1945) geboren in Streefkerk, trouwde op 19-02-1897 in Groot Ammers met Maaike Kortlever (1873-1935)
In totaal kregen Kees en Maaike elf kinderen. Allen zijn getrouwd en op Jannigje na, hebben zij ook voor nageslacht gezorgd.
Anno 2010 zijn er geen kinderen van Kees en Maaike meer in leven en dat geldt ook voor de respectievelijke echtgenoten(s).

Eén van de zonen van Kees en Maaike is Jacobus (Koos).
Volgens de archieven van de gemeente Schoonhoven is Koos in Ottoland geboren op 09 april 1901. Maar zijn moeder heeft altijd volgehouden dat dit op 8 april was. De aangever in Schoonhoven was de huisdokter en omdat 8 april op een Tweede Paasdag viel, kon die dat niet eerder gaan doen dan op dinsdag 9 april. Het is denkbaar dat gemakshalve die datum maar gelijk maar als geboortedag werd genoteerd.

Zoals door HUIB KORTLAND is beschreven, zijn Kees en Maaike in 1920 met het hele gezin verhuisd naar Oudewater.
Daar hebben zij in meerdere huizen gewoond (!), onder andere in de Marktstraat en het was daar dat hun zoon Jacobus (Koos) verliefd wordt op zijn buurmeisje, Johanna Kamermans (Jo).
Deze Johanna wordt in juli 1912 geboren als dochter van Nicolaas Kamermans en Jaantje Hilgeman. Plaatselijk bekend vanwege de winkel die zij hadden en waar je zo’n 7 dagen per week terecht kon voor rookwaren, koffie en thee. Wie zegt dat thuis- en flexwerken een nieuw fenomeen is?
Koos, inmiddels 31 jaar oud, vraagt zijn Jo ten huwelijk en zij trouwden aldaar in mei 1932.
En na ruim een jaar, in juli 1933 wordt hier hun eerste zoon geboren:

Nicolaas (Nico) ( 1933 – 2015)

Maar ook rond die tijd breekt in ons land de crisis uit die er voor zorgt dat er in Oudewater en omgeving geen werk meer voorhanden is en het ziet er niet naar uit dat dit spoedig weer het geval zal zijn.
Het gezin besluit om naar Rotterdam te verhuizen in de hoop dat daar nog wel werk te vinden is.
Op 24 september 1935 verhuisden zij naar een woning in de Verschoorstraat op nummer 23.
Maar het kunnen werken in Rotterdam viel ook zwaar tegen en na een tijdje moesten zij een beroep doen op de steun, zoals dat werd genoemd.
Het was wel frusterend om te horen dat de hoogte van de uitkering voor niet-Rotterdammers gerelateerd was aan de normen die gelden in de gemeente waar men vandaan kwam. In dit geval dus Oudewater. En daar waren de bedragen lager dan in de grote stad.
Misschien wel omdat het leven daar een beetje goedkoper was, zeker wat de huishuur betreft. Rotterdammers kregen tussen de 11 en 13 gulden maar zij moesten het doen met fl. 8.00. Daarvan moest een huur betaald worden van fl. 5.50 !
Tot op hoge leeftijd spreekt Jo nog vol lof over de huisbaas die uit medelijden met het gezin 2 kwartjes van de huurprijs afhaalde.

Voor die 8 gulden moest Koos wel elke dag ”stempelen” en daar werd streng de hand aan gehouden.
Als je dat niet deed, dan werd er gekort op de uitkering.
Op een dag, 19 maart 1936, moest Koos naar Oudewater voor de trouwerij van zijn broer Abraham. Voorafgaand daaraan vroeg hij of het stempelen dan een keertje mocht worden overgeslagen. Maar helaas …………..er werden geen uitzonderingen gemaakt.
Geld voor de reis was er niet en dus ging hij op een (geleende) fiets van Rotterdam-Zuid naar Oudewater (ca 45 km) en na afloop snel weer terug. Volkomen uitgeput kwam hij nog net op tijd aan bij het stempelkantoor.
Hij mocht nog wel naar binnen, maar toen hij uiteindelijk aan de beurt was ging het loket dicht. Tijd is tijd, zei de beambte en ook een verwijzing naar de toedracht en het gesprek van de dag daarvoor mocht niet baten.
Geen stempel en dus ook geen geld over die dag. Jankend van onmacht en kwaadheid droop hij af………….
Van de fl. 3,00 waar het gezin van rond moest komen kon je al nauwelijks leven en dan ook nog eens een korting !

Gelukkig had Jo een echte naaimachine én naast een goede opleiding als coupeuse, een geweldig talent waardoor er voor kleding weinig of geen kosten gemaakt hoefde te worden. Via de kerk, van vrienden en buren kreeg zij afgedankt goed dat met slim hanteren van de schaar en de naaimachine omgetoverd werd tot een goed draagbare outfit. Oude gordijnen werden een mantelpak en dan bleef er nog genoeg over om voor de kleine Nico een mooie broek te maken. Soms deed zij dit ook voor anderen en kreeg dan als beloning een paar stuivers, wat extra eten of fruit.
Op 27-07-1937 verhuisde het gezin naar de Bonaventurastraat 96. Ook op zuid !
Een vrij bovenhuis met toen nog een uitzicht tot na Dordrecht. De latere Mijnsherenlaan was er toen nog niet.

In mei 1946 werd daar hun tweede kind geboren, Henk, ik dus.

Mijn vader Koos was van kinds af aan betrokken bij de scheepvaart activiteiten van zijn familie en is om die reden niet in de gelegenheid geweest om een behoorlijke opleiding te volgen of een echt vak te leren. Gedwongen door omstandigheden en gebrek aan geld werden in zijn jeugdjaren veel klussen en reparaties door de mensen zelf gedaan en misschien is daar zijn handigheid en het nauwkeurig werken wel uit voortgekomen.
Nog ben ik onder de indruk van de kwaliteit van zijn handschrift, wat overigens gold voor veel van zijn leeftijd – genoten. Men zag destijds kennelijk kans om in een korte tijd er veel in te stampen. Ook hard werken was met de paplepel ingegoten en dat kwam goed van pas.

Tijdens de oorlog was een groot deel van de Rotterdamse binnenstad en de havens verwoest en al dat puin moest opgeruimd worden. Thuis moest er brood op de plank komen en daar was het benodigde geld te verdienen.
Dat deed Pa dus ook. En net als iedereen toen, keihard. Het werk was verdeeld in ploegen van 5 man die samen een klus moesten klaren.
Met een aantal van hen raakte hij bevriend en die vriendschap zou duren tot aan het eind van ieders leven.
Toen het meeste werk gedaan was gingen zij samen op zoek naar werk en dat ook meer zekerheid voor de toekomst kon bieden. Onder andere bij de Shell in Pernis, daar was veel werk en een grote behoefte aan personeel. Drie van hen werden aangenomen, maar helaas pa niet.
De leeftijdgrens om daar in dienst te komen was gesteld op maximaal 45 jaar en hij was net een week daarvoor 46 geworden.
Toch viel de groep daardoor niet uiteen en bleven de contacten jaren bestaan, visites over en weer en helpen waar het nodig was. Familie Bruinzeel uit de Lobeliastraat, Groeneweg uit de Bloemstraat en De Rooij uit de Oudelandstraat. Ik heb ze allemaal lang gekend en ben ook bij alle begrafenissen geweest.

Nog uit de tijd van de Bonaventurastraat weet ik dat Pa werkte bij een bedrijf in Pernis dat door de Shell was ingehuurd voor werkzaamheden bij de aldaar gevestigde raffinaderij. Die werkzaamheden hielden van alles in – verbouwen – breken – schoonmaken, binnen en buiten.
En zo kwamen de vrienden elkaar toch weer elke dag tegen, soms op het werk maar in ieder geval in de bus naar en van het werk. Alleen zag de toekomst voor zijn vrienden er beter uit, bij de Shell kon men op 60- jarige leeftijd stoppen met werken, betere arbeidsvoorwaarden en Koos moest doorgaan tot hij 65 werd. Maar zover kwam het niet.
De echte oorzaak zullen wij wel nooit weten, maar na enkele jaren werd Pa opvallend vaak ziek. En altijd had dat iets met zijn longen te maken.
Ziek melden deed je niet zo gauw want de eerste 3 dagen (pendagen) werden van je loon ingehouden en dat geld kon niet gemist worden.
Beter worden duurde dan vaak ook heel erg lang en dat had weer zijn uitwerking op de werkzaamheden. Binnen de destijds geldende normen van dat bedrijf werd dat niet in dank afgenomen en dat liet men dan ook duidelijk merken. Erger nog, waar het kon hielpen ze een handje om de boel verder te verslechteren.

Pa kreeg een zware longontsteking en had geen keuze en moest een tijdje thuis blijven. Naast de eerder genoemde 3 pendagen werd er ook gekort op het loon en dat betekende toch een zekere armoede. (Achteraf gezien was de eerder genoemde week van zijn verjaardag misschien wel de duurste van zijn leven – bij de Shell zelf waren de pendagen niet gebruikelijk en de dagen daarna werden ook beter betaald).
Gedwongen door de omstandigheden en eerder dan verantwoord, ging hij aan het werk maar wel met het verzoek om de eerste tijd binnen te mogen werken. De toenmalige bedrijfsleider van de Shell wilde daar wel aan meewerken en had toevallig ook nog werk voor hem dat zeer goed bij hem paste. Maar helaas, de verantwoordelijke voorman van het bedrijf waar hij werkte (zijn chef) dacht daar anders over.
Hij maakte wel uit waar iemand werkte en gaf hem vervolgens werk op een buiten locatie. Daar was eigenlijk niet op gerekend en slechts gekleed in een ”overall ” kon hij aan het werk, in de regen en bij harde wind. Het was echt herfstweer.
Weer om normaal al echt ziek van te worden. Onverantwoordelijk en gemeen, zo gemeen.

Soms vraag ik me af hoe onze toekomst er uit gezien zou hebben als ik toen 10 jaar ouder was geweest.
Het is denkbaar dat ik dan naar Pernis was gegaan en over verbouwen gesproken …………!

Maar goed, hij hield vol en langzamerhand ging alles weer beter. Ook met zijn werk, hij kreeg uiteindelijk toch die baan die hem eerder was afgenomen. Echt breed hadden zij het niet, maar het was voldoende om van te leven en ook mijn broer kon “verder leren” en uiteindelijk afstuderen op de universiteit.

Maar niet alleen dat……………..! In februari 1953 werd Nederland getroffen door een watersnoodramp.
Naast heel veel slachtoffers werden er ook duizenden mensen dakloos. Waar mogelijk moesten die mensen geholpen worden en daartoe was een beroep op mijn ouders niet vergeefs.
Hen werd gevraagd om onderdak te geven aan een gezin uit Middelharnis, met drie van de vijf kinderen. De twee oudsten daarvan konden elders ondergebracht worden. Die mensen hadden echt niets meer, dus dat betekende alles delen.
Wekenlang hebben zij bij ons gewoond en twee van de drie gingen met ons mee naar school.
En weer kwam het talent van moe goed van pas. Dagen achtereen was zij bezig om aangeboden kleding te herstellen en/of op maat te maken. Daarnaast de gewone dingen in het huishouden. Maar wel een huishouden dat in één klap gegroeid was van vier naar negen personen.
Al met al viel het niet mee en vaak stond bij moe het huilen nader dan het lachen…………….. Maar ze hebben het wél gedaan !!!!

Mogelijk zijn de ervaringen van Pa bij het eerder genoemde loket en op zijn werk wel van invloed geweest op mijn latere gedachten over omgang met mensen, de arbeidsomstandigheden en personeelsbeleid binnen mijn diverse werkomgevingen.
Achteraf gezien misschien toch geen spijt van deze afloop.

Verhuizen:

Het lijkt een voortgang van een traditie bij de familie Kortland te worden maar in de loop van 1956 gaan ook zij weer verhuizen.
Nu naar een eengezinswoning met tuin in de wijk Kiefhoek. En nog steeds ”op zuid”.
Het huis was niet echt groot, maar toen broer Nico in juli 1963 trouwde met Emma van der Spoel (1936) en daardoor het huis verliet, kwam er een kamer vrij en die werd vervolgens ingericht voor de activiteiten van Ma.
Wat in de moeilijke jaren een noodzakelijke inzet was werd later een met name prettige bijkomstigheid.
Van je hobby je werk maken en er ook nog wat mee verdienen. Ik heb het dan over het ontwerp- en naaiwerk van mijn moeder, Jo.
Tot aan het jaar 2000 heb ik haar niet anders gekend dan zittend voor haar naaimachine.
Als werk, voor eigen gebruik, voor de kinderen, familie en vrienden, altijd was zij bezig.

Echtgenotes van bankdirecteuren, eigenaren van scheepswerven en grote Rotterdamse bedrijven droegen kleding die geheel of gedeeltelijk door haar was gemaakt. Een zeer uiteenlopend repertoire – van eenvoudige badkleding, chique mantelpakken en avondjurken tot aan de meest luxueuze trouwjapon. Ik kan ze bijna allemaal nog opnoemen, met of zonder particulier chauffeur. Zijn er ook lintjes voor ruim 70 jaar werken?

Eén van haar vaste klanten, de toenmalige eigenaresse van voorheen Radio Modern, ben en zal ik nooit meer vergeten.
Toen ik van school ging wist zij mij (op voorspraak van moe ?) te vertellen waar ik ging werken.  Juist ja, bij haar.
Luisteren naar je ouders was een vanzelfsprekendheid en een week later was ik daar al aan het werk.
Na een onderbreking van enkele jaren heb ik daar vervolgens meer dan 40 jaar gewerkt.

In oktober 1977 is mijn vader (Koos) aan een plotselinge hart stilstand overleden. Verdrietig voor zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen maar misschien wel beter (cliché) voor hem. De laatste jaren lag hij op bed en als een vis op het droge hapte hij naar adem en kon niets meer verdragen van zijn omgeving. Niet leuk om mee te maken en leg dat ook maar eens uit aan een levenslustig kleinkind dat wil rennen en vliegen door het huis.

Mijn moeder zou toch nog een keer verhuizen, en nu voor de laatste keer.
Eind 1978 naar een appartement in Huize Sonneburgh in IJsselmonde. Dit was geen verzorgingsflat.
Nee, gewoon zelfstandig wonen en leven en vooral ook daar naaien, naaien en nog eens naaien.
Op 28 september 2000 is zij daar op 88- jarige leeftijd overleden.
Haar laatste werk zat nog vast in haar naaimachine. Bij het opruimen van de flat kwamen we 3 naaimachines tegen en onvoorstelbaar veel patronen, tekeningen en vooral heel veel rolletjes stof.  Sommige al heel erg oud, nooit had zij iets weggegooid.
Ingewortelde zuinigheid ? Of: Je weet maar nooit wanneer het weer van pas komt.

De nieuwe generatie:  TROUWEN

Halverwege de jaren 60 kreeg ik serieuze verkering met : Coby van Vliet (1947) ook uit Rotterdam.
Verkeren werd verloven en na een paar jaar komt uiteraard ook trouwen ter sprake.
Maar als je dan om je heen kijkt, dan wordt je niet echt vrolijk. Het merendeel van neven, nichten en vrienden woont na het trouwen in bij ouders, bij familie of derden die een zolder of een etage verhuren.
Eigen woonruimte hoort er niet altijd bij.
Dat lag niet alleen aan het schaarse aanbod, maar ook aan de toenmalige regels:
Samen 60 jaar – of 3 jaar getrouwd – of 2 kinderen. Als je hier niet aan voldeed, kreeg je geen woonvergunning.
Enige uitzondering en kans, was een huisje onder de zogenaamde huurwaarde of vrije vestiging.
Dit laatste was vaak te duur en de eersten waren schaars. Meestal klein, oud of vervallen en alleen geschikt voor doe-het-zelvers, want de huisbaas deed daar meestal niet zo veel meer aan.

Op een avond, kwam een (onechte) tante hijgend vertellen dat een kennis van haar ging verhuizen en een huisje onder de huurwaarde achterliet, zelf voor een nieuwe huurder mocht zorgen en met weinig overname. Is dat niet iets voor Henk en Coby ?
De volgende dag gelijk naar de huiseigenaar en die vond het prima dat wij daar introkken. Maar wel mits we getrouwd waren.
Ja, en dan ga je gelijk die trouwerij maar regelen.

Moet dat? Was het eerste commentaar van ouders.

Ja ! Voor een eigen huis moet je alles overhebben !

Is dat niet een beetje te snel?

Nee ! Wie weet hoe lang het duurt voordat er weer een kans komt.

In februari 1969 werd dat toch werkelijkheid in het oude gemeentehuis van IJsselmonde.
Trouwen, een korte huwelijksreis en aan de slag. Want nu wilde je er ook zo snel mogelijk in.
Rotterdam-Zuid – Beverstraat 1. Op de tweede etage en een deel van de zolder. Door 4 ramen een uitzicht van de Euromast tot voorbij de Brienenoordbrug. Auto’s – treinen – schepen – alles zagen we voorbij komen.

Wat beneden ooit een café was, was toen het kantoor van Garagebedrijf Eversteijn.
Dealer van het merk Austin en een breed bekende autorijschool. En deze Eversteijn was ook onze huisbaas.
Geen kwaaie mensen, ook niet wat de huur betreft. Elke week contant afrekenen: fl. 8,00 ( acht gulden)
Later kwam daar twee kwartjes bij voor het drinkwater. Een watermeter was er nog niet.

Precies negen maanden later, in november 1969 werd ons eerste kind ( Marco ) geboren. En waar………?

Kraaminrichting Carmenta, aan de Heemraadsingel in Rotterdam. **** 9 dagen ” All-Inclusive ” verzorging van moeder en kind. ****

Wordt dus ( misschien ) nog vervolgd !

 

 

Naar de volgende pagina

Naar de vorige pagina

Terug naar de Startpagina

Reacties zijn gesloten.